“Je moet iedere twee uur minimaal een kwartier staan, anders heeft dat gevolgen voor je gezondheid”, je kent ze wel: die adviezen voor mensen die er een kantoorbaan op nahouden. Nu deed ik voor mijn wereldreis voornamelijk zittend werk, als redacteur bij NU.nl en als radio-dj bij Fresh FM, maar zó lang als de bus- en treinreis van Kotor naar Boedapest heb ik nog nooit gezeten.
Laten we bij het begin beginnen. We hadden natuurlijk gewoon kunnen vliegen. Dan waren we in ongeveer anderhalf uur zo van Podgorica (hoofdstad van Montenegro) naar Boedapest gekomen. Alleen deze makkelijkste optie, bleek ook meteen de duurste optie. Een alternatief is met de bus en de trein, zij het niet dat je er dan ook meteen zestien keer zo lang over doet. Maar aangezien het goedkoper is en we toch de tijd hebben, waarom niet.
De afstand van Kotor naar Boedapest is volgens Google Maps 1.032 kilometer. Mocht je deze afstand in één stuk rijden, dan ben je bijna elf uur onderweg. Helaas voor ons zijn er geen directe verbindingen van Kotor naar Boedapest, daarom zullen we dus nog een keer moeten overstappen.
Onze eerste route is die met de nachtbus van Kotor naar Belgrado, de hoofdstad van Servië. Ja, die stad waar we eerder al ongeveer 24 uur spendeerden. Hoewel we de route van Belgrado naar Montenegro aflegden per trein, was in dit geval een bus handiger. We betalen hiervoor 20 euro, waarmee we ook direct weer een overnachting in een hostel of hotel besparen. De bus vertrekt precies op tijd om 15.45 uur vanaf het busstation van Kotor. Als het goed is komen we over precies vijftien uur aan in Belgrado. Hoewel vijftien uur lang klinkt, valt het ons nog mee. We hadden in ons hostel al pannenkoeken gebakken, flink wat voedsel ingeslagen en ook onze iPods opgeladen. In Oost-Europa wordt het veel eerder donker dan in Nederland. Rond 20.30 uur is het dan ook al pikkedonker en beginnen de eerste medepassagiers, aan het gesnurk te horen, met slapen.
Grens trekken
We wisten van tevoren al dat een volledige achturige nacht maken in een nachtbus hem niet ging worden, maar als je af en toe voor een uur je ogen kunt sluiten, rust je toch nog een beetje uit. Om 22.00 uur komen we aan bij de grens van Montenegro met Servië. Hier merk je pas wat een voordelen wij Nederlanders hebben met het Schengenverdrag als we naar Duitsland en België rijden. Geen enkel probleem met de grens, irritante douaniers of paspoortcontroles. Dat is in Servië en Montenegro (hoewel beide in gesprek zijn om bij de Europese Unie te komen) wel even anders.
Een gepikeerde oudere douanier komt de bus in en begint willekeurig, althans op het eerste gezicht, mensen uit te pikken die buiten de bus een extra controle moeten ondergaan. Willekeurig is niet helemaal het goede woord, want ben je jong en van de sekse man, dan ben je de spreekwoordelijke Sjaak. Ook ik. De beste man spreekt geen Engels en wijst op een dwingende manier naar mij, naar buiten en dan weer naar mij. Ik sta op en loop al naar de deur als een andere passagier, die ook geen Engels spreekt, wijst naar mijn tas en dat ik die ook mee moet nemen.
Eenmaal buiten sta ik tussen een stuk of twintig andere mannen en jongens. Een voor een komt diezelfde douanier naar ons toe om de tas te controleren. In mijn tas zit alleen maar elektronica, een puzzelboekje (dank je oma!) en kauwgom. De douanier mompelt wat in zijn eigen taal en laat blijken dat hij geen zin heeft in een Engelse conversatie, of een poging daartoe. Hij laat mij snel met rust en ik mag weer terug de bus in. Klaar en door, denk je dan. Maar nee. Een kwartier later heeft de gepikeerde Montenegrijnse douanier plaatsgemaakt voor zijn vrouwelijke – Servische – collega, een kilometer van de grens. Hoewel deze niet mijn tas wil zijn, snauwt ze wel iets – naar wat ik begrijp – over ons rode tasje met al ons lekkere eten erin. Ik geef haar de tas, maar ik krijg al snel de blik van haar dat ik hem zelf moet openen. Ze werpt een korte blik in de tas, maar ook hier geen enkel probleem.
Een halfuur later zijn we weer klaar om te gaan en is al het grensgedoe geweest. Ik probeer nog een paar uur te slapen, voordat we aankomen in Belgrado.
Terug in Belgrado
Naast dat het eerder donker wordt in Oost-Europa, wordt het – logisch – ook eerder licht. Het is inmiddels 4.00 uur geworden en de eerste contouren van de skyline van Belgrado verschijnen. Het is al volledig licht geworden en rond 4.30 uur rijden we een uur eerder dan gepland het station binnen van de Servische hoofdstad. De komende drie uur moeten we ons daar zien te vermaken, want de trein naar Boedapest vertrekt pas om 7.30 uur.
Het kantoor waar we kaartjes kunnen kopen is nog niet open. Ik probeer de vergelijking te maken tussen het station van Belgrado en het Centraal Station van Amsterdam. Het zijn allebei hoofdsteden, allebei zijn het centraal gelegen stations, met het verschil dat Amsterdam om 6.00 uur al levendig is en druk. Restaurantjes zijn open en het zou me niets verbazen als je al bij de Febo een frietje kunt halen om die tijd. Hoe groot is het contrast met Belgrado. Niets is open, er werkt – buiten een toiletmeneer – nog niemand en op een paar zwervers na is er helemaal niemand te bekennen.
Eenmaal in de trein hebben we snel onze gereserveerde coupé gevonden. Op één andere reiziger na is die helemaal leeg. De hele busreis heeft Eva – “als het veel was” – drie uur geslapen en ik vier. We zijn inmiddels ruim 18 uur onderweg en ook moe geworden. Onze medepassagier stapt ‘gelukkig’ al snel uit in de stad Novi Sad, op een uur van Belgrado, wat ons de kans geeft om heel asociaal de gordijntjes van de coupé dicht te trekken. We hebben namelijk gemerkt dat mensen niet snel de moeite nemen voor een cabine waar ze niet direct naar binnen kunnen kijken, wat ons de mogelijkheid geeft om languit te slapen. Dit trucje werkt overigens de complete acht uur-durende treinreis.
Ja acht uur, niet zeven, zoals overal staat. Oorspronkelijk zal de trein er inderdaad een uur korter over doen dan dat die er nu over deed, maar door de uitgebreide grenscontrole bij Hongarije doet hij er veel langer over. Hongarije is de buitengrens van het Schengengebied en de toegangspoort tot de Europese Unie. Veel vluchtelingen proberen via Hongarije dan ook asiel aan te vragen in een EU-land. De Hongaarse president nam daarom een jaar geleden een verregaande beslissing door een groot ijzeren hek op de grens met Servië te plaatsen.
Opnieuw controle
We rijden Kelebia binnen, een klein dorpje op een paar kilometer van de Hongaarse grens. Pas hier zien we hoeveel moeite Hongarije doet om te voorkomen dat er asielzoekers en immigranten het land binnenkomen. Op het station staan zo’n tien agenten te wachten die de volledige trein ondersteboven gaan halen. Een vrouwelijke agent heeft zelfs een trap meegenomen om op het dak te kunnen kijken. Opvallend is dat onze cabine vrijwel niet wordt nagekeken en de douanier hoeft na het zien van Eva’s paspoort, dat van mij niet eens meer te zien. De controle lijkt eindeloos te duren en pas na een uur mogen we weer verder rijden.
Hoewel het onze tweede keer is dat we in Hongarije zijn, valt ons nu pas op hoe plat het land eigenlijk is. Vrijwel geen bergen, heuvels of dorpen. In een bepaald opzicht lijkt het ook wel op Nederland. De treinreis is hierdoor ook wat saai en eentonig. Pas als we in de buurt komen van Boedapest zien we wat verandering van het landschap.
Nog steeds alleen in onze coupé, rijden we om 16.30 uur het Centrale Station van Boedapest binnen. We zijn al meer dan 24 uur onderweg en nog steeds niet op onze plaats van bestemming, want in Boedapest moeten we nog een uur met het openbaar vervoer naar ons hostel, dat aan de andere kant van de stad ligt.
Kürtőskalác
Eenmaal aangekomen daar besluiten we snel door te gaan naar de stad om even snel wat te eten. Een restaurantje dat in onze ogen twee jaar geleden super lekker was, hebben we op het oog voor vanavond. Na het bestellen van een sparerib en een schnitzel, valt ons op dat onze verwachtingen toch wat hoger lagen dan de realiteit. De sparerib was heel vettig, zonder patat en de schnitzel was ook die 10 euro niet waard.
Niet een hele lekkere binnenkomer van Boedapest, maar gelukkig hadden we nog een plan B: de Kürtőskalác. Dat is een zoete deegrol met een heerlijke topping. Twee jaar geleden zijn we hier fan van geworden, maar hebben het, buiten Boedapest en de vakantiebeurs vorig jaar, nergens meer aangetroffen.
Daarna is het tijd geworden om terug te gaan naar ons hostel. Het is gek om te bedenken dat je zo moe kunt zijn van weinig doen. Want buiten zitten, eten en slapen hebben we niks gedaan. Toch zouden we het de volgende keer weer op deze manier doen. Hoewel het lang reizen is – en waarschijnlijk ook niet zo goed voor je rug, bilspier en mentaal vermogen – was het ruim 70 euro goedkoper dan vliegtuig. Dat is toch snel verdiend.
Van deze lange reis hebben we ook een vlog gemaakt. Die kun je hieronder bekijken of direct op YouTube (o ja, vergeet niet even te abonneren!).
Laat via Facebook, YouTube of de reacties hieronder weten wat je van onze blogs, video’s en foto’s vindt.